Stoffig zolderkamertje

Vroeger dacht ik dat schrijvers hun boeken schreven vanuit een stoffig zolderkamertje, een vergeten en eenzaam plekje in het huis. Vroeger dacht ik dat schrijvers ’s nachts schreven en overdag sliepen. Dat er stapels boeken, papier en pennen op hun bureau lagen. En zo’n ouderwetse, zwarte typemachine, waarbij je brute kracht moest gebruiken om de letters op papier te krijgen. Ja, die ken ik nog. De computer deed bij ons thuis immers pas zijn intrede toen ik vijftien was. Om over het internet nog maar te zwijgen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren het piepen en kraken tijdens het inbellen. Het duurde eeuwen.

Schrijvers waren voor mij magische mensen. Want hoe was het mogelijk om zulke mooie verhalen op papier te zetten? Ik was een echte boekenwurm. Soms verdween ik liever in een boek, dan dat ik met vriendinnen de hort op ging. Wat overigens niet wil zeggen dat ik een ‘loner’ was. Ik kan gewoon goed alleen zijn. Ik verveelde me nooit, had altijd wel iets te doen. En dat is nog steeds zo. Maar goed, ik plaatste schrijvers op een voetstuk. Ik was fan van Thea Beckman, Evert Hartman, Jan Terlouw… Tassen vol sleepte ik mee naar huis vanuit de bibliotheek.

Toen kwam De Lijst. In eerste instantie bekoelde mijn liefde voor lezen tot ver onder het vriespunt. Middeleeuwse werken, Multatuli… niet bepaald makkelijke kost voor een tiener. Zelfs niet voor een doorgewinterde lezer, zoals ik. Ik voel nog steeds medelijden met mijn niet-lezende vriendin, die zich klagend en martelend door haar leeslijst heen wurmde. Maar toen ontdekte ik de boodschap die de schrijver met zijn boek wilde verspreiden. Meteen ging ik anders naar de boeken kijken, leerde begrijpen waar het om ging, en vooral waar het níet om ging.

En toen ik eindelijk bij de periode ná WOII aanbelandde, koos ik boeken die mijn docent Nederlands opnieuw moest herlezen, omdat ze min of meer ‘vergeten’ waren. Dat vond ik cool. ‘De trein der traagheid’ van Johan Daisne vond ik fascinerend. Dagenlang heb ik erover na lopen denken.

Ik denk dat door dit soort boeken (en de ‘Kinderen van Moeder Aarde-reeks van Thea Beckman) mijn interesse in bovennatuurlijke verhalen is gewekt. Geen horror, want dat vind ik griezelig. Ik ben zo iemand die bij enge stukjes de vingers in de oren stopt en de ogen stijf dichtknijpt. Niet voor niets heb ik nog nooit in mijn leven Freddy Krueger, The Exorcist en It gezien. Mijn fantasie is er te groot voor, het slaat op hol na het zien van zo’n film.

Met het Young Adult genre maakte ik pas jaren later kennis, toen ik toevallig het derde deel van Twilight op tv zag. Alles viel op zijn plek toen ik vervolgens de boeken las. Dít wilde ik schrijven. Romantiek, gecombineerd met bovennatuurlijke elementen, actie en een flinke dosis drama. Stephenie Meyer was mijn heldin, de schrijfster die de plek van Thea Beckman innam op het voetstuk dat ik had verzonnen.

Dus toen ging ik schrijven. Op mijn laptop, aan een opgeruimde keukentafel. Tijdens de middagslaapjes en schooltijden van mijn kinderen. Niks stoffig zolderkamertje (hoewel daar best weer eens een keer gestofzuigd mag worden, dat geef ik toe).

De wereld is nu zoveel groter en tegelijkertijd kleiner geworden. Mensen zijn makkelijker te benaderen. Netwerken hoeft niet meer alleen op events als het Boekenbal. Social media zijn handig om jezelf te promoten, om te socializen, om met je helden of heldinnen in contact te komen, direct of indirect. The world at your feet heeft een heel andere betekenis gekregen. Op een manier waar ze vroeger niet eens van konden dromen.

Maar wat niet veranderd is, zijn de verhalen. Verhalen waar we bij weg kunnen dromen. In gedachten terugreizen naar een tijd waarin computers nog niet bestonden en internet een vage wens was van mensen als Bill Gates. Naar de tijd van typemachines, faxen en carbonpapier. Hoe gaaf zou het zijn om die magie weer te kunnen herbeleven, al is het slechts in gedachten? The attic at your feet. Hoe cool is dat?

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.