Afleiding

Het was vrijdagochtend, de laatste dag voor de kerstvakantie. De kinderen waren naar school en ik zat gewapend met koffie achter mijn laptop. Ik had bedacht dat ik deze ochtend alleen eens even goed zou benutten. Ik wilde een kort verhaal herschrijven en de opmerkingen van proeflezers voor Hart van Smaragd verwerken. Dat lijkt op zich niet zo moeilijk. Gewoon gaan zitten en gaan met die banaan. Maar toch.

Mijn telefoon lag naast me, geluidloos, zodat ik niet steeds afgeleid zou worden door piepende berichtjes. Maar ik had net zo goed het geluid aan kunnen zetten, want nu checkte ik om de haverklap óf er überhaupt appjes, facebookberichten of mailtjes waren. Best irritant eigenlijk, want meestal is er helemaal geen nieuws. Of niet in die mate dat het interessant genoeg is om het meteen te lezen. De meeste dingen kunnen echt wel even wachten.

En toch bewoog mijn arm automatisch steeds opnieuw in de richting van mijn telefoon, bang om iets te missen. Waarom doe ik dat toch steeds? Waarom is die drang zo groot dat het me afleidt van dingen die echt belangrijk zijn? Zoals oprecht luisteren naar je kinderen, gezellig ononderbroken een film kijken met je partner, keer op keer in een pretparkattractie gaan en lachen tot je niet meer kunt, in één ruk een boek uitlezen of juist muziek luisteren en er volledig in opgaan? Om over boeken schrijven nog maar niet te spreken.

Een tijdje terug waren we een weekend weg. Eenmaal in het vakantiehuisje aangekomen kwam ik tot de ontdekking dat ik mijn oplader was vergeten, én dat mijn batterij bijna leeg was. Paniek in de tent! Want hoe moest ik nou het weekend doorkomen?

Uiteindelijk bleek ik me voor niets zorgen te hebben gemaakt. Het was verrassend rustig in mijn hoofd nu die eeuwige drang weg was. In plaats van aan een tafeltje in een koffietent mijn telefoon te checken, werd ik me opeens heel erg bewust van de wereld om me heen. De gesprekken die mensen – vaak veel te hard – met elkaar voerden bleken enorm interessant, en inspiratie voor de boeken die ik zo graag schrijf. Waarom deed ik dat niet vaker?

Het antwoord is simpel: omdat ik het nodig heb. Social media zijn nodig om mezelf en mijn boeken te promoten, maar ook om vrienden van vroeger opnieuw in mijn leven toe te laten. Ik ben gaan tennissen met iemand waar ik op zestienjarige leeftijd vriendinnen mee was, en het klikt nog steeds! Een andere vriendin woont inmiddels in Brussel, en het meeste contact loopt via What’s App, en we bellen af en toe. Wel een uur lang. Het is fijn om haar stem te horen, om samen te lachen, want sommige dingen kun je niet met een emoji beschrijven.

En oké, toegegeven, mijn telefoongedrag was niet zo buitensporig dat ik de hele dag met mijn neus tegen het scherm zat gedrukt, of dat mijn familie en vrienden zich er aan ergerden. Maar het zat me zélf in de weg. Ík vond dat het anders moest, omdat ik er onrustig van word. Ik wil schrijven met mijn koptelefoon op, zonder afleiding, in welke vorm dan ook. Gisteravond heb ik mijn telefoon op het aanrecht gelegd en heb ik in drie uur tijd een boek uitgelezen. Het laadde me op, als een batterij dat op een laag pitje staat en een nieuwe boost krijgt. Natuurlijk hielp het ook dat het boek een emotionele rollercoaster bleek, en dat ik volledig in het verhaal gezogen werd.

Het boek heet Finding it, van Cora McCormack, en het was één van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

Op 14 februari 2018 wordt Hart van Glas gelanceerd, en ik zal de social media hard nodig hebben, dat weet ik heel goed. En dat is ook niet zo erg. Het gaat om de balans, zoals zoveel dingen in het leven. Dus als ik lees, schrijf, een film kijk of dingen doe die echt belangrijk zijn, die echt tellen, dan leg ik mijn telefoon aan de kant. Met het geluid uit. Dat is mijn goede voornemen voor het volgende jaar. I found it. Denk ik. Hoop ik. Maar het is een begin, zoals er voor alles een begin moet zijn.

Dit stukje heb ik getypt, terwijl mijn jongste dochter spelletjes speelt op mijn telefoon. En guess what? Ik heb het ding niet eens gemist!

‘Mama, kijk eens!’ roept ze vanaf de andere kant van de kamer. ‘Ik heb mijn eigen record verbroken!’ Ik glimlach en klap mijn laptop dicht. Het is tijd om samen iets leuks te doen.

Decemberkriebels

Vroeger dacht ik altijd dat er twee soorten mensen waren: het soort dat van de gezelligheid van december houdt, dat vlak na (of zelfs nog voor) Sinterklaas de kerstversiering van zolder haalt, al in november meezingt met kerstliedjes op Skyradio (jazeker, vanaf half november is die radiozender al omgetoverd tot Christmas Station) en plannen maakt voor het kerstdiner.

Maar je hebt ook het soort dat het liefst de hele maand in winterslaap gaat en in januari wakker wordt (of nog beter: in de lente).

Vroeger behoorde ik steevast tot categorie één. Als kind kon ik niet wachten tot het pakjesavond was, of tot het eindelijk tijd was voor het kerstdiner op school. ’s Avonds naar school, dat bestempelde ik altijd als iets magisch. Iedereen in zijn of haar mooiste kleren én later naar bed dan normaal. Ik vond het heerlijk om thuis naar de kerstboom te staren en in gedachten de hoofdrol te spelen in mijn zelfgeschreven kerstverhaal. Ik vond het heerlijk om op kerstochtend uit bed te stappen, met kerststol te ontbijten (dat deden we vroeger echt alleen maar met kerst) en een kerstpuzzel te maken. Laat in de middag werd er gedineerd met opa en oma, keken we een kerstfilm (of twee, of drie) en speelden we zelf kerstliedjes (mijn vader op gitaar, mijn zusje op blokfluit, ik op de piano, en mijn moeder zong). En Oud & Nieuw? Dat was vooral heel hard lachen, vuurwerk afsteken (hoewel ik dat zelf nooit durfde, angsthaas dat ik was) en vooral heel lang opblijven.

Toen ik ouder werd, gingen we lootjes trekken met Sinterklaas, ging ik stappen op Tweede Kerstdag, en werd Oud & Nieuw een verplicht nummer dat ik moest uitzitten voor ik naar Het Nieuwjaarsfeest kon gaan in de plaatselijke discotheek. Nog steeds was december magisch, en de sfeer tijdens het stappen was nét even anders dan in de rest van het jaar. Fijner. Gezelliger. Magischer. Soms had ik het gevoel dat ik een fee was dat met mijn toverstokje al mijn wensen kon laten uitkomen. Hoe groot was de desillusie dan ook toen ik doorkreeg dat het niet zo werkte in de wereld (zoals toen ik met mijn denkbeeldige stokje zwaaide en probeerde die ene jongen naar me toe te trekken, en wat niet lukte).

Daarna verdrong ik de decembermagie steeds meer naar de achtergrond. Ik ging op kamers wonen in Breda, een geweldige stad waar ik superleuke mensen heb ontmoet. Thuis deden we nog steeds aan Sinterklaas en we vierden nog steeds kerst, maar Oud & Nieuw werd het nieuwe hoogtepunt van het jaar. Soms ben ik letterlijk het nieuwe jaar in gevallen. We lachten erom, want we hadden geen zorgen en nauwelijks verplichtingen. Hoewel ik regelmatig mijn boodschappen heb moeten laten staan bij de Aldi, omdat mijn studiefinanciering niet binnen was (en ik ’s avonds kale spaghetti met plakjes kaas at), maar dat terzijde. Dat mocht de pret niet drukken.

Na mijn studie waren de enige kriebels die ik in december kreeg, de zenuwen in mijn buik of ik mijn werk wel goed had gedaan. Een paar dagen feest, een kerstboom in huis en dat was alles. Skyradio vermeed ik, en ik keek geen enkele kerstfilm.

En nu? Nu weet ik niet meer tot welke categorie ik hoor. Er lopen twee kinderen rond van zeven en negen jaar oud. De oudste moet surprises maken voor school én volleybal (en als ik iets niet kan en niet leuk vind, dan is het knutselen), er moeten gedichten worden gemaakt en inkopen worden gedaan voor De Zak met Pakjes. Daarnaast gaat het gewone leven ook door. Werk, sport en schrijven wisselen elkaar af. De kinderen moeten naar sport en muziekles, en opgehaald worden bij vriendinnetjes. Soms voel ik me net een taxichauffeur. Zij vragen, ik rijd of fiets. Zoiets. En tussendoor moet het huis ook nog in kerststemming worden gebracht, want hé dat is zo gezellig. Dus ieder jaar voelde ik in december vooral spanning en lag ik geregeld in een spagaat om alle ballen in de lucht te houden.

Maar dit jaar is de magie terug. Het begin was even spannend (want o jee, krijgen we de surprises wel op tijd af?), maar nu is het super relaxed. De kinderen zetten de kunstboom op en versieren hem. Ze knutselen hun eigen kersthuisje. Ik drapeer de guirlandes over de kasten en zet lichtjes op de piano. Ik steek kaarsjes aan. Et voila! Het huis is klaar voor kerst.

En Koning Winter werkt ook mee, want het gaat vandaag sneeuwen. Als het goed is, valt er zo’n tien centimeter en kunnen we sleetje rijden of sneeuwengeltjes maken. Kinderen hebben heeft als voordeel dat je je zelf ook weer een beetje kind mag voelen. Je kunt dingen doen die je jarenlang niet hebt gedaan, en er nog van genieten ook. Eigenlijk moeten we gewoon alles loslaten en stilstaan bij hoe kinderen december beleven. Hoe ik zélf vroeger december beleefde.  Ik ga sneeuwengeltjes maken, sneeuwpoppen bouwen en op de slee van de heuvel af glijden. En ik ga gillen en lachen en warme chocolademelk drinken als we thuiskomen. We gaan een kerstfilm kijken, kerstpuzzels maken en kerstliedjes spelen (want oudste dochter speelt piano en manlief speelt gitaar).

Ik ben er inmiddels achter dat er niet slechts twee soorten mensen zijn wat december betreft. Soms zijn er dagen dat ik het liefst in winterslaap wil, maar op de meeste dagen vind ik het gezellig en knus. En soms… als ’s avonds de kerstboom en de kaarsjes aan zijn, ik me met een mok thee en fluffy huissokken op de bank heb genesteld met een boek en Bing Cosby’s White Christmas hoor, voel ik het. De decemberkriebels. De magie. Het is er dus nog, achter een deur die op een kiertje staat. Ik weet niet meer precies wanneer ik die deur heb dichtgegooid, maar ik ga hem weer helemaal openen. Ik pak mijn toverstokje terug en zwaai ermee om mijn wensen te laten uitkomen. Ik wens dat het gaat sneeuwen. En wat gebeurt er vandaag? Juist. Het sneeuwt. Let it snow, let it snow, let it snow.  December, bring it on!